Water is een belangrijke factor in de varkenshouderij. Een varken drinkt namelijk meer dan twee keer zoveel als het eet. Slechte waterkwaliteit kan de wateropname negatief beïnvloeden en dit heeft ook gevolgen voor de gezondheid, voeropname en groei. Daarom moet het drinkwater voldoende beschikbaar zijn, moet het smakelijk zijn en mag het geen schadelijke stoffen of ziektekiemen bevatten.
De drinkwatervoorziening vormt de basis van gezond drinkwater. Het begint bij al bij de breektank. Als deze niet gereinigd wordt en het water staat te lang stil staat dan vormt het een voedingsbodem voor bacteriën. Daarnaast kan het leidingstelsel ook voor problemen zorgen. De kans op bacteriegroei is bij leidingen met een lage dichtheid, zoals tyleenslang, vele malen groter dan bij koper of roestvrijstaal. Ook kunnen uitzakkingen en doodlopende stukken voor verontreiniging van het drinkwater zorgen.
Bij een te lage doorstroomsnelheid is er ook meer kans op inslag van lucht via de drinknippels. De combinatie zuurstof, water en een temperatuur van 20 graden vormt de ideale omstandigheid voor bacteriegroei. Een leidingstelsel van roestvrijstaal waar het water met een druk van 3 tot 4 bar doorheen stroomt is het ideale scenario. Daarnaast is een registratie van het waterverbruik per afdeling aan te raden. Afwijkingen in het verbruik kunnen een indicatie zijn voor ziekte, slecht drinkwater of een mankement aan het systeem.
De waterbehoefte van een lacterende zeug ligt tussen de 20 en 30 liter per dag en voor een speenbig 1 – 1,5 liter per dag. Om in deze behoefte te voorzien moet de nippelopbrengst overeenkomen met de normwaarden. Een te lage opbrengst zorgt ervoor dat een varken te weinig drinkt en dit resulteert in een lagere voeropname en minder groei. Daarnaast is de kans op urineweginfecties en een tegenvallende melkproductie aanwezig.
Een te hoge nippelopbrengst kan voor vermorsing zorgen. Dit geeft weer extra kosten voor mestafzet, water en drinkwateradditieven. Met een stopwatch en een maatbeker kunt u gemakkelijk de nippelopbrengst controleren. De normen vindt u in het onderstaand schema.
Bron: Zakboek Varkens 2013
Voldoende drinkwateropname is voor speenbiggen van groot belang. Op veel bedrijven is de drinkwateropname van biggen na het spenen niet bekend. De drinkwateropname is een belangrijke graadmeter voor het welbevinden van de biggen.
Spenen is een stressvolle periode voor biggen. Als biggen niet op tijd starten met drinken, kan het leiden tot gewichtsverlies, lagere groei en zelfs sterfte. Een hogere wateropname is gerelateerd aan een verhoogde voeropname en Tonisity PxW spoort biggen aan om meer te drinken tijdens de speenperiode.
Naast de hoeveelheid water is ook de kwaliteit van het drinkwater van belang. Kwaliteit wordt bepaald aan de hand van de chemische en microbiële samenstelling. Met de chemische samenstelling wordt met name de pH, de hardheid en de aanwezigheid van ijzer, mangaan en andere mineralen bedoeld. Vooral de chemische samenstelling van bronwater kan afwijkingen vertonen. Op bacteriologisch gebied geeft het totale kiemgetal een indruk van de algemene hygiëne van het water. In de onderstaande tabel vindt u de normen voor zowel de chemische als de microbiële samenstelling.
Normaal leidingwater heeft een pH van 6,5 tot 8,5. Dit is voor bacteriën de ideale zuurtegraad om te vermenigvuldigen. Daarnaast zorgt de warmte in de stal ook nog voor een optimale temperatuur. Het aanzuren van het drinkwater zorgt voor een onaangenaam milieu voor bacteriën. De pH wordt door het toevoegen van zuren verlaagd naar 4 ““ 4.5. Bij deze zuurtegraad zullen ziekteverwekkende bacteriën zich niet of nauwelijks vermenigvuldigen.
Een lagere pH van het drinkwater draagt ook bij aan een optimale pH (2-4) in de maag. Bij deze pH wordt pepsinogeen het beste omgezet in pepsine. Pepsine is het enzym dat eiwitten afbreekt en dus zorgt voor een goede eiwitvertering. Daarnaast is een lage pH in de maag ook een barrière voor ziekteverwekkers zodat zij niet in de darm terechtkomen.
Als de pH in de maag hoger is dan 4 worden de eiwitten slechter verteerd. Dit betekend dat onverteerd eiwit in darm terecht komt en er hier overmatige eiwitfermentatie plaats vindt. Dit zorgt voor biogene amine (gifstoffen) in darm. Daarnaast bereiken ziekteverwekkers makkelijker de darm. Hierdoor kan er diarree ontstaan. Deze situatie speelt vaak een rol bij het spenen van biggen.
Naast de pH verlaging zijn organische zuren ook in staat om de bacteriecel binnen te dringen. Eenmaal in de cel zal het zuurmolecuul uiteenvallen waardoor er een dodelijk effect optreedt.